Brechtje schreef:
Clubpolska
Het wordt altijd aan CP gevraagd en door mij gedaan. Ok dan!
“Winnen op het veld en weglopen ernaast? Dat is beschamend”
Hij verheerlijkt het niet, maar hij is er wel jaren aan verslaafd geweest: hooliganisme. Thierry Dodici is 49 jaar, lid van de harde kern van Club Brugge en iemand die weet hoe de binnenkant van een cel eruitziet. Elke rel die hij meemaakte of slag die hij en zijn Brugse kompanen uitdeelden in de afgelopen 35 jaar, schreef hij neer in het boek East-Side Never Dies. Maar de vraag wáárom hij dat allemaal deed, blijft daarin onbeantwoord. Dat antwoord leest u aan de vooravond van Club Brugge - Antwerp - de hooliganwedstrijd bij uitstek - in deze unieke monoloog van een hooligan.
“Ik stond daar met een groep vrienden. Op de trappen van de Westtribune van het Jan Breydelstadion. Het was 1980. Twaalf jaar oud was ik, speciaal afgezakt uit mijn thuisstad Gent om de jaarlijkse Brugse Metten te zien, toen nog een tweedaags tornooi. Nadat ze zaterdag al iedereen hadden weggeslagen, begonnen fans van Feyenoord ook op zondag plots amok te maken. In plaats van te vluchten, begonnen alle supporters van Club - jong en oud, ruige of gewone fans - zich tegen die Hollanders te keren . We waren piepjong, maar we voelden geen schrik. Wel ontzag. Vanaf die dag was er bij mij een klik.”
“Het was de beginperiode van het Brugse hooliganisme. Geïnspireerd door de vele Engelse voorbeelden. In België was het enkel gekend door de X-Side van Antwerp. Ik was een puber en werd erin meegezogen. Ging naar elke thuismatch, deed elke verplaatsing, later ook de Europese matchen. Na verloop van tijd was ik altijd samen met dezelfde groep van honderden mannen. Landgenoten uit alle lagen van de bevolking, verbonden door één liefde: die voor Club Brugge. Het werden vrienden voor het leven. Ik dreef mee met de colonne. De trein op naar Brussel, Antwerpen of elders om er de confrontatie met de hooligans van de tegenstrevers aan te gaan. Er waren nog geen mobiele telefoons om afspraken te maken met je tegenstander, dus was het altijd afwachten wanneer je hen zou treffen. Schrik had ik niet. Als radertje van zo'n machine kon je eigenlijk weinig overkomen. Je voelt je heer en meester, beschermd door mekaar. Je voelt de adrenaline stromen en zegt tegen elkaar: We gaan dit samen doen.Stand your ground. Het draaide om territorium. Dat te beschermen of in te nemen. In Brugge konden we het niet verdragen dat er anderen op onze grond aanwezig durfden te zijn en op verplaatsing wilden we de tegenstanders laten weglopen uit hun eigen stad. Die kick was onbeschrijfelijk.”
“Vechten was de enige manier om je doel te bereiken. Ik deelde in die beginperiode aardig wat klappen uit, maar moest ook zelf meppen incasseren. Van vuisten, maar ook van broekriemen en van vuilzakken gevuld met stenen. Dergelijke wapens zijn na verloop van tijd gelukkig uit die gevechten verdwenen. Ik heb geluk dat ik nooit ernstig geblesseerd ben geraakt. Als iemand op de grond lag, trapte ik nooit na. Dat hoorde niet. Ik kan niet verklaren waarom we vochten. Waarom wel in het voetbal en niet in het rugby of het tennis? Ik wist het toen niet en ik weet het nu nog altijd niet. En met mij vele anderen. Je gaat gewoon op in de groep, in een strijd die je niet mag verliezen. Een wedstrijd waarin we niet konden rellen was zelfs een teleurstelling. Je wilde je kracht en die van de groep gewoon tonen. Stand your ground, opnieuw, zelfs los van het voetbal. Als Club Brugge een match zou winnen, maar de Brugse fans hadden moeten weglopen voor een gevecht, dan moest je beschaamd zijn.”
“In 1984 kreeg ik mijn eerste stadionverbod, maar dat stopte me niet. Ik werd belangrijker voor de East-Side. Onze naam veranderde - eerst naar Bruges Hooligans Organisation (BHO) en later naar Bruges Casual Firm (BCF) - en ik werd een soort aanspreekpunt voor de leden uit Gent, mijn divisie. Een leider, zou je kunnen zeggen, ook al waren er eigenlijk geen. Iedereen kon zijn zeg doen. Maar er waren natuurlijk altijd een paar mensen die meer charisma of ervaring hadden. Ik genoot van mijn status. Van het feit dat ik met één sms op tien minuten tijd driehonderd man bij elkaar kon krijgen. Ik was een vertrouwd gezicht, een gerespecteerd man, een bekend persoon.”
“Niet alleen in m'n eigen groep, maar ook bij de flikken. Spelen met de politie, vond ik wel amusant. Het kat-en-muisspel voor de match of na een gevecht als je probeerde weg te vluchten. Ik denk dat de flikken zich er ook wel mee amuseerden.”
“Na mijn dertigste werd ik een zogenaamde old glory boy (een dertigplusser die er nog steeds bijloopt, nvdr.). Fijn, maar het bracht meer risico's met zich mee. Met de Brugse hooligans waren we gekant tegen vandalisme, maar toen onze Nederlandse vrienden van ADO Den Haag ons eens kwamen vergezellen en een metrostel sloopten, was ik een van de zondebokken: 5.000 euro boete en drie maanden voorwaardelijke celstraf. In 2002 explodeerde alles. Voor een match tussen Galatasaray en Club Brugge braken er rellen uit tussen onze fans en Turken. Voor de politie was de maat vol. Anderhalve maand na die wedstrijd stonden er agenten voor mijn deur. Ik stond blijkbaar op een lijst van BCF-leden waarin ik als leider stond aangeduid. Terwijl er in onze structuur helemaal geen leiders waren. Voor de ogen van mijn zwangere vriendin werd ik meegenomen naar de gevangenis van Brugge en later die van Gent. Kerst en nieuw bracht ik door achter de tralies en tot overmaat van ramp kreeg mijn vriendin een miskraam terwijl ik in de gevangenis zat. Dat ik er niet kon zijn om haar bij te staan, kraakte mij wel. De hele situatie moet wel een invloed gehad hebben op ons ongeboren kindje. Na een maand voorhechtenis mocht ik de gevangenis verlaten. Terecht, vond ik. Hooliganisme is niets meer dan een spel tussen gelijkgezinden. Het blijft een vechtpartij. De politie grijpt naar argumenten voor bendevorming, maar dat zie ik niet zo. Ik kreeg alleszins een contactverbod met andere fans en een stadionverbod voor drie maanden dat uiteindelijk verlengd werd tot het einde van dat seizoen. Club werd in dat voetbaljaar 2002-2003 kampioen, hun twaalfde titel. Ik vond het vreselijk dat ik er niet bij kon zijn. Dodici, mijn achternaam, is Italiaans voor 'twaalf' en onze supportersgroep is de ware twaalfde man achter het Brugse elftal. Bij de kampioenenviering werd ik opgebeld vanuit het supporterscafé waarbij iedereen luidkeels ons clublied aan het zingen was. Fantastisch, zo was ik er toch een beetje bij. Later, op het uiteindelijke proces, werd ik mee veroordeeld voor bendevorming en kreeg ik een werkstraf van honderd uren opgelegd.”
“Na die ervaring in de gevangenis probeerde ik de zaak af te bouwen. Wat lastig was. Je blijft bij je vrienden van de groep, je drinkt wat en voor je het weet, word je er weer ingezogen. Een paar maanden na m'n stadionverbod liet ik in Amsterdam - tegen Ajax, dé hooliganclub - de gevechten op het Leidse plein voor wat ze waren, maar toen onze supportersbussen werden aangevallen, móést ik wel mee in de verdediging. Drie jaar na Ajax kwam het in Italië tot een heftige confrontatie met fans van AS Roma. Alles kwam in beeld. Iedereen die herkenbaar op de beelden stond, kreeg een fikse boete. Ik dus ook. Met de introductie van camerabeelden kon je je in het stadion haast niet meer verstoppen en als je gepakt werd, zaten ze steeds vaker in je portemonnee. Een middenvinger opsteken was al voldoende aanleiding om een stadionverbod te krijgen. Ik kreeg er stilaan genoeg van.”
“Vandaag noem ik mezelf een ex-hooligan. Mijn leeftijd begint door te wegen, ik werk als logistiek bediende en vier jaar geleden werd ik papa. Mijn dochtertje werd geboren op de twaalfde van de maand. Als ik naar de match ga, vertrek ik na afloop bijna altijd meteen naar huis. De groep neemt het me niet kwalijk dat ik niet meer kom. Niemand die eruit stapt wordt scheef bekeken. Er zijn nu veel jongens die met vrouw en kinderen naar Club komen kijken. Ik probeer een balans te zoeken door het hooliganisme af te zweren, maar de vrienden die ik er heb gemaakt niet in de steek te laten. Neem nu de confrontatie met Antwerp dit weekend. Ik ben dan misschien geen hooligan meer, maar voor de clash met onze eeuwige vijand zal iedereen op scherp staan. Iedereen. De match tegen Antwerp is gewoon anders.”
Guillaume Maebe ■